Deze website publiceert het manuscript van mr Gerard Berkelmans en Wim de Bakker met gegevens over Oisterwijk dat in de laatste halve eeuw tot stand is gekomen: de geschiedenissen van de huizen op de hoge noordoever van de Voorste Stroom, in de volgorde van de oudste huizennummering van 1736; het bestuur van de vrijheid, vooral de schout en de schepenen; de kerk van Oost-Tilburg, later Oisterwijk, die ook Berkel, Udenhout en Huikelom bediende; en een aantal eeuwenlang in Oisterwijk gevestigde families.
De oudste naamsvermelding van deze omgeving staat in het ‘Liber aureus Epternacensis”, het gouden boek van de abdij Echternach in Luxemburg. Het dateert van het eind van de 12e eeuw. Hierin staat de tekst van een akte van 21 mei 709 waarin Willibrord een domein te Alphen krijgt. Deze akte is opgemaakt te Tilburg: ‘actum publice Tilliburgis’.
Vele jaren later zijn in dit gebied twee parochies ontstaan, Oost- en West-Tilburg. Daarnaast was er nog een parochie in het midden, die van Enschot. Daarnaast stonden er kapellen te Berkel en Helvoirt (en later te Udenhout). Hiermee is de kerkelijke omvang van het gebied aangegeven.
De oudste gegevens duiden op een eigen heer van Tilburg, die zijn versterkte woning (een motte-burcht) gehad zal hebben bij de samenvloeiing van de Voorste en de Achterste Stroom en Ter Borch heette.
Op het eind van de 12de eeuw breidt hertog Hendrik I , na de stichting van ‘s-Hertogenbosch, zijn invloed in onze streek uit. In een overeenkomst met de heer van Breda op 25 februari (1212/1213) worden vijf nieuwe vrijheden (‘oppida libera que de novo feceramus) genoemd, waaronder Oisterwijk.
In 1230 (mogelijk op 25 november) verleent hertog Hendrik I van Brabant aan die van Oisterwijk de libertas, onder toekenning van het recht dat zij voor zich zelf zouden kiezen; waarop deze het recht van ‘s-Hertogenbosch gekozen hebben. Dat verleent hun de hertog behalve de tolvrijheid op de Rijn.
Het jaar erop wordt de bediening van de oude kerk van Oost-Tilburg, nu ook die van Oisterwijk genoemd, toevertrouwd aan de adellijke klooster van Sinte Geertrui te Leuven. Enige tijd later komt de eigen schepenbank van Oisterwijk in beeld (1259). Later blijkt dat die aanvankelijk optraden voor de gehele streek.
Sporen van de bewoners duiken eerst op in de loop van de 14de eeuw. Tegen het eind van die eeuw blijkt de plaats Oisterwijk zich ontwikkeld te hebben over een afstand van ca. een kilometer tussen het knooppunt van de wegen naar Huikelom, Tilburg en Moergestel achter de kerk in het westen tot een dergelijk knooppunt van wegen naar Heusden, den Bosch, Haaren, Boxtel en Oirschot aan de oostzijde van de Plaatse aan de andere zijde. Aan de plattegrond lijkt dan de komende eeuwen nog weinig te veranderen tot na de aanleg van de spoorbaan rond 1865.
uit: www.devrijheidoisterwijk.nl, 26-10-2009